December 2014

22-12-2014 by

Zelfredzaamheid en gezondheid?

Joke de Vries

 

‘What do we expect when we are in despair, and yet go to a man?
Surely a presence, by means of which we are told that,
nevertheless, there is meaning.’

(Martin Buber)

 

Sinds begin van dit jaar zijn wij betrokken bij een experiment, dat door een aantal burgers in de wijk Apeldoorn Zuid is gestart. Zij hebben de buurtcoöperatie Apeldoorn-Zuid opgericht (www.zuiddoetsamen.nl), met als doel om mensen in deze wijk te helpen bij de veranderingen in zorg en welzijn, die in 2015 zullen ingaan. Ons expertisecentrum is door hen gevraagd om het wijkgerichte werken van de buurtcoöperatie te ondersteunen door de implementatie van een gezondheidsgerichte benadering.

Met ingang van januari 2015 zullen de zorg- en welzijnstaken (‘de maatschappelijke ondersteuning’), die nu nog door de overheid geregeld en gefinancierd worden, overgedragen worden aan de gemeenten. Dit wordt ‘de kanteling’ genoemd. Het uitgangspunt van deze kanteling in de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) is om ‘participatie, zelfredzaamheid en eigen regie van de burgers te versterken’. In eerste instantie was dat alleen bedoeld voor mensen met een beperking, zodat ze volwaardig mee kunnen doen aan de samenleving. Later werd besloten dat dit ook van toepassing zal zijn op ‘het sociale domein’: welzijn, sociale zaken en (jeugd)zorg.

Dit betekent dat vanaf januari 2015 de gemeente bij een vraag voor ondersteuning of hulp eerst gaat kijken naar de eigen kracht (zelfredzaamheid) en het eigen netwerk van de burger. Wat kan deze persoon wel? (4) Eerst moet tijdens de zogenaamde ‘keukentafelgesprekken’ onderzocht worden of de eigen kracht en het sociale netwerk gemobiliseerd kunnen worden of dat algemene voorzieningen voldoende oplossingen bieden (de nuldelijns[1] zorg). Als dat niet voldoende is, dan zal tijdens het ‘keukentafelgesprek’ onderzocht worden wat deze persoon, binnen de brede context van zijn leven, extra nodig heeft (4,11). Dit worden ‘maatwerkvoorzieningen’ genoemd. Waar nodig zal de gemeente deze persoon dan toegang verlenen tot collectieve (de eerstelijns[2] zorg) of individuele voorzieningen (de tweedelijns[3] zorg).

Anno 2014 heeft iedereen met een specifieke indicatie ‘recht’ op bepaalde voorzieningen wat zorg, hulp in de huishouding of hulpmiddelen betreft. Hierbij wordt niet gekeken naar de behoeften van de mensen. Bijvoorbeeld: iedereen die een scootmobiel of een rolstoel heeft toegewezen gekregen, heeft om de zoveel jaar ‘recht’ op een nieuwe. Daarbij wordt niet gekeken of de oude nog voldoet. Dit zal het komend jaar gaan veranderen, doordat de zorg persoonsspecifieker zal gaan worden (‘maatvoorzieningen’).

Met de kanteling verwacht men dat er minder gebruik gemaakt zal worden van de eerstelijns en tweedelijns voorzieningen en meer van ‘de eigen kracht’, het sociale netwerk en de nuldelijns voorzieningen, waardoor de kosten lager zullen worden.

 

Versterken van participatie, zelfredzaamheid en eigen regie van de burgers

Gezien onze betrokkenheid bij dit gebeuren, heb ik mij de laatste tijd verdiept in deze materie. Er zijn veel beleidsnota’s vanuit de overheid en gemeenten geschreven en er zijn allerlei (kleine en grotere) experimenten en onderzoeken gedaan in verschillende gemeenten. Daarbij is mij het volgende duidelijk geworden op mijn zoektocht.

Deze verandering is belangrijk en noodzakelijk. Enerzijds vanwege de hoge kosten van de huidige gezondheidszorg. Anderzijds, wat minstens zo belangrijk is, omdat dit een kanteling vraagt van hoe wij als mensen met onszelf, met onze gezondheid en welzijn en ons gezamenlijke domein (onze staat) omgaan. We kunnen ons niet langer opstellen als consumenten van onze verzorgingsstaat die alles voor ons regelt. Waar we van verwachten of soms eisen dat deze voor allerlei kwalen, ongemakken en problemen vanzelfsprekend een oplossing heeft of zal vinden (de illusie van ‘een maakbare wereld’). Het is nodig dat wij (weer) de ‘eigenaar’ worden van ons eigen leven, onze gezondheid en welzijn en met elkaar de beheerders worden van ons gezamenlijke domein.

Mijn indruk is dat er te makkelijk gepraat wordt over. Er worden allerlei plannen, protocollen, systemen en voorzieningen gemaakt voor hoe men dat concreet kan doen. Wie wat doet en regelt en op welk niveau. Waar mensen naar toe kunnen met hun vragen, wat de bedoeling is van de keukentafelgesprekken, hoe je daarover in gesprek gaat als professional, etc. Allemaal goed bedoeld, maar het lijkt erop dat van bovenaf een nieuw systeem ontwikkeld wordt, waarbij ervan uitgegaan wordt dat de belangrijkste schakel (de burger) vanzelfsprekend ‘mee zal kantelen’. Dat vanaf januari alle burgers zich anders gaan opstellen en vanaf dat moment zich zelf ineens wel op eigen kracht kunnen redden, actief gaan participeren en zelf de de regie in handen gaan nemen en keuzen gaan maken ten aanzien van hun welzijn en gezondheid. Het hebben of ervaren van ‘eigen regie’ is voor veel mensen geen vanzelfsprekendheid.

Ook de professionals moeten veranderen in hoe zij mensen aanspreken. Dat wordt ook duidelijk aangegeven in de verschillende nota’s. Maar hoe? Leren minder snel te handelen en vragen te stellen? Dat zal niet makkelijk zijn. Ze zijn gewend om vanuit hun deskundigheid de regie over te nemen van hun cliënten of patiënten. Men voelt zich verantwoordelijk voor de oplossing van het probleem. Veelal gaat men uit van standaard behandelingen, die voor iedereen hetzelfde zijn, omdat dat de beste oplossingen zijn voor het probleem. Daarbij ziet men niet de mens in diens bredere context.

Daarnaast zijn ook veel mantelzorgers en vrijwilligers geneigd de problemen van de ander weg te nemen of op te lossen, vanuit wat zij denken dat goed is voor de ander of voor henzelf (bijvoorbeeld kinderen die niet onder ogen willen zien dat hun vader of moeder steeds minder kan en aan het eind van het leven is).

Bij mij komt ook de vraag omhoog: wat wordt er bedoeld met ‘eigen regie’? ‘Regie’ betekent de leiding hebben. In dit geval dus de leiding in je eigen leven. Ook hierbij is mijn indruk dat daar te makkelijk over gedacht wordt. Het doel van de keukentafelgesprekken is ‘voor iedere individuele burger tot passende oplossingen te komen’ (11,12). Het gesprek heeft twee onderdelen:

  1. vaststellen van het te behalen resultaat, door gezamenlijk in kaart te brengen wat de ondersteuningsbehoeften van de burger zijn. Dit betreft de situatie in de brede zin, niet alleen de beperking.
  2. afspreken van oplossingen. Daarbij ligt de nadruk op zelfredzaamheid en betrokkenheid bij de samenleving.

Wat heeft dit te maken met ‘eigen regie’? Hoe je het went of keert, het is gericht op oplossingen. En bij voorkeur in de nuldelijn. De nuldelijn gaat over ‘zelfredzaamheid en participatie’. Dat is het terrein waar de burger de regie mag en kan hebben ten aanzien van wat men (nog) zelf kan, door hulp in te roepen van mantelzorgers of vrijwilligers of wat en hoe men wil bijdragen aan de samenleving (participatie). Want dat wordt wel verwacht van iedere burger. In de eerste- en tweedelijn hebben de professionals primair de regie. Zij kiezen, in principe in overleg met de betreffende persoon, welke zorg er verleend wordt of welke oplossing het beste is voor het probleem.

‘Eigen regie in het leven hebben’ heeft voor mij te maken met de ervaring zelf de hoofdpersoon in je eigen levensverhaal te zijn en zelf keuzen te maken in hoe je wilt leven: wat je belangrijk of zinvol vindt in je leven. Van daaruit kan je keuzen maken voor wat daar op concreet niveau bij past: hoe wil jij vorm geven aan je leven, gegeven concrete beperkingen of klachten. Wat kan en wil je zelf doen (zelfredzaamheid) en waarvoor heb je hulp of ondersteuning nodig? Oplossingen zijn in deze context secundair en niet het primaire doel.

Om als professional de burgers werkelijk de regie te laten hebben in hun leven, vraagt meer dan bepaalde competenties, die gaan om kennis van zaken, gespreksvaardigheden en een invoelende, betrokken houding. Deze competenties zijn zeker van groot belang, maar de context waarin de gesprekken en ontmoetingen zich afspelen blijft de zelfde als die van de huidige verzorgingsstaat.

 

Transitie en transformatie

Er is meer nodig dan een concrete ‘kanteling van taken’ van de overheid naar de gemeenten. Wat nodig is om deze kanteling te laten slagen, is dat er ook een ‘kanteling van denken en van levenshouding’ plaatsvindt. Dat is een proces dat tijd vraagt, dat de betrokkenen zich eigen moeten maken. Dit geldt voor de burgers, de professionals, mantelzorgers, vrijwilligers en de beleidsmakers. Dat is de echte uitdaging om tot een wezenlijke verandering te komen, welke onze huidige verzorgingsstaat transformeert in een gezamenlijk gedragen samenleving. Anders geformuleerd: het gaat niet alleen om een transitie (concrete overgang) van taken en bevoegdheden, maar ook om een transformatie (verandering) van denken over wat gezondheid en welzijn inhoudt en een transformatie (verandering) van houding in hoe we omgaan met de werkelijkheid van het leven. Deze twee aspecten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

 

Wat verstaan we onder gezondheid en welzijn?

Er zijn twee verschillende denkkaders waar vanuit je naar gezondheid en ziekte kunt kijken (6,7,9):

  1. Een ziektegericht kader: hierbij betekent gezondheid dat men geen ziekten, klachten of problemen heeft. En als die er zijn, dan wordt men door hulpverleners zo goed mogelijk behandeld, zodat deze oplossen of minder worden. En als men weer ‘beter’ is, dan is men weer gezond (‘weer de oude’). Hierbij hangt de gezondheid van de hulpvrager af van de mogelijkheden en de deskundigheid van de hulpverlener. En de hulpverlener heeft daarbij de regie en is verantwoordelijk voor het resultaat. Dit vormt de basis van de (gespecialiseerde) gezondheidszorg en psychosociale hulpverlening.
  2. Een gezondheidsgericht kader: hierbij wordt gezondheid gezien als het vermogen van mensen om zelf de regie te voeren in het leven, waar klachten, beperkingen of ziekten deel van uitmaken. Hierbij is de mens zelf degene die deskundig is en de regie heeft. Hij/zij ervaart zelf wat belangrijk is in het leven en wat daarbij nodig is. Dit vraagt een meer actieve houding, waar vanuit mensen zelf keuzen maken met betrekking tot hun concrete welzijnstoestand, die passen bij hun leven. Dat is verschillend voor ieder en is onder andere gekoppeld aan aspecten als waarden, kwaliteit van leven en ervaring van zingeving.

Het ziektegerichte kader is al lange tijd dominant in de gezondheidszorg en psychosociale hulpverlening. Dit kader bepaalt ook onze kijk op welzijn. Het gezondheidsgerichte kader is veel ‘jonger’. De WHO (Wereldgezondheidsorganisatie) is daar sinds 1948 actief mee bezig (3,18,19). Voor het beleidsuitgangspunt van de kanteling in de Wmo, waarbij men zelfredzaamheid en regie van de burger wil aanspreken en de nuldelijn wil versterken, is een gezondheidsgerichte benadering een veel doelmatiger uitgangsbasis (2,9,18). In 1998 formuleerde de WHO gezondheid als volgt: ‘Health is a dynamic state of complete physical, mental, spiritual and social wellbeing, and not merely the absence of disease or malfunction.’[4](19)

Veelal wordt deze uitspraak vanuit het ziektegerichte kader geïnterpreteerd. ‘Complete wellbeing’ betekent niet dat iemand 100% ziekte- of klachtenvrij is, maar dat men ziekten of beperkingen heeft toegeëigend als deel van diens leven en van daaruit keuzen maakt. Dat kan ook betekenen dat men gebruik maakt van de verschillende zorgvoorzieningen, vanuit een bewuste keuze omdat dat nodig is om te leven zoals men zelf belangrijk vindt.

 

Transformatie van levenshouding

Onze innerlijke levenshouding bepaalt (veelal onbewust) voor een belangrijk deel hoe wij omgaan met wat zich in of rondom ons afspeelt (9,13,16). Deze levenshouding kan variëren van zich ‘speelbal’, ’slachtoffer’ of ‘bestrijder’ te voelen, tot ‘deelnemer’ in het leven zoals het is. De levenshouding van ‘speelbal’ of ‘slachtoffer’ wordt gekenmerkt door de ervaring bepaald te worden door anderen en/of omstandigheden en geen invloed te hebben op wat er in het leven gebeurt. Dit uit zich in een meer passieve, afhankelijke houding. De levenshouding van ‘bestrijder’ wordt ook gekenmerkt door de ervaring bepaald te worden door anderen en/of omstandigheden. Maar de ‘bestrijder’ verzet zich op verschillende manieren actief tegen die werkelijkheid, met als doel om onafhankelijk te zijn en controle te hebben. De ‘deelnemer’ kan de werkelijkheid toelaten zoals die is en ervaart zichzelf vrij om zelf te kiezen hoe om te gaan met wat zich aandient in het leven. Vanuit deze levenshouding is iemand in staat om op een gelijkwaardig niveau in relatie te gaan met anderen en de regie te nemen met betrekking tot diens gezondheid, welzijn, leven en relaties. Vragen wat iemand zelf kan doen of wat hij/zij nodig heeft, zullen dan ook anders beantwoord worden vanuit de verschillende levenshoudingen.

Onze levenshouding is niet een vaststaand kenmerk van wie we zijn. Deze kan gedurende het leven veranderen. We krijgen regelmatig te maken met gebeurtenissen die de gewone gang van het leven verstoren: levensgebeurtenissen (‘life-events’) waar we niet om heen kunnen, die een impact hebben op de rest van ons leven. Dit kunnen zowel ‘positieve’ als ‘negatieve’ gebeurtenissen zijn. In beide gevallen kunnen we een ontwikkelingsproces doorgaan waardoor we anders leren om te gaan met wat er zich aandient in het leven: een transformatie (verandering) van levenshouding. Deze verandering heeft te maken met de ontwikkeling van autonomie.

 

Ontwikkeling van autonomie

Autonomie wordt veelal beschreven als ‘vrijheid van de menselijke wil’, of ‘in staat zijn te leven en te kiezen vanuit vrije wil’. Wij beschrijven autonomie als ‘de mogelijkheid en het vermogen om eigen keuzen te maken’. Daarmee wordt een bepaalde levenshouding beschreven waarin een zekere mate van ‘wil’ ontwikkeld is, op basis waarvan men keuzen kan maken hoe om te gaan met wat er in of rondom hem of haar afspeelt. De mate van autonomie die iemand ervaart, kan zich in de loop van het leven ontwikkelen van ‘geen’ (levenshouding van ‘speelbal’ of ‘slachtoffer’), een ‘beperkte mate’ van (liberale) autonomie (levenshouding van ‘bestrijder’) naar de ervaring van ‘innerlijke autonomie’ (levenshouding van ‘deelnemer’). (9,13,16)

De ontwikkeling van innerlijke autonomie is een belangrijk groeiproces dat mensen op volwassen leeftijd door kunnen gaan. Deze ontwikkeling kan plaatsvinden in tijden van ‘positieve’, maar vooral ook van ‘negatieve’ levensgebeurtenissen. Juist in die situaties kan men leren zo met de werkelijkheid om te gaan, dat men een innerlijke vrijheid gaat ervaren om deze veranderingen toe te laten als deel van het leven (vrijheid met). Dit wordt ‘positieve vrijheid’ genoemd.

 

Een gezondheidsgerichte benadering

Rudy Rijke en ik hebben in de afgelopen 35 jaar in de dagelijkse praktijk van ons werk op verschillende manieren onderzocht hoe mensen een proces kunnen doorgaan, waarbij ze zelf een meer actieve rol kunnen hebben in hun helingsprocessen en in het bevorderen van hun gezondheid. Door zo bezig te zijn, hebben we veel ontdekt over wat gezondheid meer is dan afwezigheid van ziekten en klachten, en over hoe mensen zich een gezonde levenshouding eigen kunnen maken. Kern daarvan is dat mensen, door een bepaalde mate van innerlijke autonomie te ontwikkelen, zichzelf als gezonder, meer vitaal gaan ervaren en dat ze vanuit deze ervaring zelf keuzen maken in relatie tot hun concrete werkelijkheid en daar ook verantwoordelijkheid voor willen nemen. Dan staan ze als ‘deelnemer’ in hun leven (9,13,17).

De overeenkomst tussen de levenshoudingen van ‘speelbal’, ‘slachtoffer’ en ‘bestrijder’ is dat alle drie (op een verschillende manier) niet in relatie willen gaan met de werkelijkheid van beperkingen, ziekten of problemen. Men kijkt naar gezondheid en welzijn vanuit het ‘ziektegerichte kader’. Men wil dat die vervelende werkelijkheid weggaat of opgelost wordt. En vanuit die context zal iemand hulp vragen om die werkelijkheid te weg te halen, of het zelf actief gaan bestrijden.

Kenmerkend voor de levenshouding van ‘deelnemer’ is dat men wel in relatie gaat met de werkelijkheid van beperkingen, ziekten of problemen. Dat gaat niet vanzelf, maar is een leerproces. Dat begint met het stoppen zich te verzetten tegen deze werkelijkheid, en alle gevoelens, van angst, boosheid of verdriet, die dat oproept, te uiten. Door daar aandacht aan te geven, leert men steeds beter om veranderingen toe te laten als deel van het leven. En is men in staat in vrijheid keuzen te maken ten aanzien van de eigen gezondheid en welzijn. Keuzen die aansluiten bij wat men als belangrijk of betekenisvol ervaart in het leven. Dat wil niet zeggen dat men dan niets nodig heeft aan hulp of ondersteuning. Maar ook als men afhankelijk is van hulp van anderen, kan men zich een vrij mens voelen. Wel zal iemand waarschijnlijk minder geneigd zijn om onnodige of zinloze oplossingen te zoeken, omdat hij of zij veel meer zal kijken naar wat echt nodig is, gegeven de situatie zoals die is.

 

Bevorderen van autonomie

Ook hebben wij uitgebreid onderzocht hoe je de ontwikkeling van autonomie kunt bevorderen. Zowel in het kader van begeleiding van helingsprocessen, als in het bevorderen van een gezonde levenshouding. In het tweede geval gaat het niet om therapeutische gesprekken, maar om als professional of vrijwilliger zoveel mogelijk vanuit de levenshouding van ‘deelnemer’ aanwezig te zijn in ontmoetingen en om hoe je de ander aanspreekt. Dat betekent niet primair gericht zijn op concrete oplossingen van de problemen, maar op de ‘gezonde kant’ van de ander (5, 8,13,14,15).

sunrise 1Als professional of vrijwilliger hebben we vaak de neiging om de ontwikkeling van autonomie in de weg te zitten, door te doen en te denken voor de ander. Het belangrijkste is misschien wel dat niet te doen. Iemand aanspreken op diens ‘gezonde kant’ betekent dat je de ander benadert vanuit respect voor hoe iemand nu in het leven staat én ook aanspreekt op diens (potentiële) innerlijke autonomie. Kenmerken van autonomie zijn: de ervaring van ‘ik’, ‘wil’ en ‘keuze’. Door mensen daarop aan te spreken, kunnen ze zich bewust worden van de ervaring van een ‘eigen ik te hebben’, een wil te (mogen) hebben en zelf te (mogen of kunnen) kiezen wat zij belangrijk vinden.

sunrise 2Vragen stellen is het belangrijkste. Geen vragen over wat er moet gebeuren, welke oplossing of welk resultaat men wil (ik noem dat ‘wat’ vragen), maar vragen die gericht zijn op de ervaring of beleving van iemand (‘hoe’ vragen). Hoe iemand zich voelt: wat men ‘van binnen’ ervaart of voelt en wat dat betekent voor deze persoon. Dit soort ervaringsvragen zijn gericht op de bewustwording dat men meer is dan ‘patiënt’ of ‘cliënt’. Veelal stoppen mensen hun ervaringen en gevoelens weg en zijn ze daar zich weinig of niet bewust van. Door op een open manier vragen te stellen kan boosheid, verdriet of pijn er zijn. In plaats van het weg te halen, of met verklaringen te komen, is luisteren en erkennen belangrijk. Want daardoor kan iemand zich bewust worden van hoe hij/zij omgaat met de eigen werkelijkheid, oftewel van de eigen levenshouding. Vragen naar wat iemand zelf belangrijk vindt of wil, komt dan in een andere context. Daardoor gaan mensen nadenken over wat zij belangrijk vinden en wel of niet willen. Autonomie is in ieder mens potentieel aanwezig, maar staat nog vaak in de ‘sluimerstand’. Door bewustwording kan het besef van een uniek autonoom wezen te zijn ‘wakker worden’ en kan de (verdere) ontwikkeling van autonomie in gang komen.

Als men meer open kan zijn voor de eigen werkelijkheid, dan gaat men meer innerlijke rust en acceptatie ervaren. Anders gezegd: dan is men meer aanwezig met een ‘open hart’ naar zichzelf, maar ook meer betrokken bij anderen. Participeren in de wijk, door een bijdrage te leveren vanuit de eigen deskundigheden of kwaliteiten, is dan ook geen ‘moeten’ (‘voor wat hoort wat’), maar een bewuste keuze om deel te willen nemen.

 

Experiment in de wijk Apeldoorn Zuid

Zoals ik aan het begin schreef, is ons expertisecentrum gevraagd om het wijkgerichte werken van de buurtcoöperatie Apeldoorn-Zuid te ondersteunen door de implementatie van een gezondheidsgerichte benadering (1). Uitgangspunt is dat alle bewoners in de wijk die contact hebben met een buurtassistent, zorgprofessional, vrijwilliger of een leerling-stagiaire aangesproken worden op hun (potentiële) innerlijke autonomie. Want bevordering van autonomie is een proces van ‘bewust worden’. Dat gebeurt niet door een eenmalige ontmoeting. Daarvoor is het nodig dat zoveel mogelijk betrokkenen, die vanuit de buurtcoöperatie actief zijn in de wijk op de hoogte zijn van deze werkwijze. Weten wat dat inhoudt en hoe de ontwikkeling van autonomie bevorderd kan worden of in ieder geval niet in de weg gezeten. Dit gebeurt door informatie en/of een kortere of langere scholing, hetgeen afhankelijk is van hoe intensief iemand betrokken is bij het project. Zodat iedereen minimaal leert niet de ontwikkeling van autonomie niet in de weg te zitten en hoe men juist autonomie bevorderend in de ontmoetingen met bewoners aanwezig kan zijn.

De buurtassistenten vormen de spil in de werkwijze van de buurtcoöperatie. Voorwaarden om buurtassistent te kunnen worden, zijn: werkloos, minimaal 50 jaar en betrokken bij mensen. Oftewel: mensen die in hun leven het een en ander hebben meegemaakt (’ervaringsdeskundigen’). Zij zijn de aanspreekfiguren in de wijk voor vragen, gesprekken of hulp bij de weg vinden in de contacten met de gemeente (voor Wmo-voorzieningen). Iedere buurtassistent heeft een eigen buurt waar hij of zij actief is. Zij hebben de afgelopen maanden een scholing gehad op meerdere gebieden. En ook de meest uitgebreide scholing over ‘autonomiebevordering’. Niet alleen met betrekking tot kennis, maar ook tot hoe zij zelf omgaan met pijnlijke, vervelende gebeurtenissen in het leven. En wat ze daarin voor zichzelf nodig hebben om zelf meer vanuit een ‘gezonde levenshouding’ met hun eigen werkelijkheid om te gaan. Want ons uitgangspunt is dat je niet vanuit een autonomiebevorderende houding met anderen bezig kunt zijn als je dat niet ook met jezelf doet. Deze opleiding gaat nog verder, in de zin van regelmatig supervisiebijeenkomsten en, indien nodig, inhoudelijke cursusdagen.

Dit project in Apeldoorn Zuid is op meerdere fronten een experiment, dat onderzocht zal worden op de waarde en betekenis van deze benadering.

 

Literatuur

  1. Buurtcoöperatie Apeldoorn Zuid (2014). www.zuiddoetsamen.nl
  2. Huber, M. e.a. (2011). How should we define health? British Medical Journal, 343, d4163.
  3. Kaplun, A. (red.) (1992). Health Promotion and Chronic Illness – Discovering a New Quality of Life. WHO Regional Publications, European Series, Kopenhagen.
  4. Rekenkamercommissie Apeldoorn (2014). De kanteling als kompas. Apeldoorn: rekenkamercommissie Apeldoorn.
  5. Rijke, R.P.C., Rijke-de Vries, J. (1992). Health promotion for health professionals. In: A. Kaplun, (ed.), Health promotion and chronic diseases. Copenhagen: WHO Regional Publ., 354-356, 1992.
  6. Rijke, R.P.C. (1993). Health in medical science. From determinism towards autonomy. In: R. Lafaiile, S. Fulder, (eds.), Towards a new science of health. London: Routledge.
  7. Rijke, R.P.C. (1994). Denkbeelden over gezondheid. Rekenschap, 41 (2), 106-113.
  8. Rijke, R.P.C. (1998). Naar een bewuste dialoog in de geneeskunde – vanuit het zelf slachtoffer zijn. In: WVVH-commissie (red.), Zeg maar… ik luister. Antwerpen: WVVH, 49-58.
  9. Rijke, R. (2001). Op zoek naar gezondheid. Rotterdam: Lemniscaat, 2001.
  10. VNG (2014). De kanteling van de Vereniging Nederlandse Gemeenten.  http://www.invoeringwmo.nl/content/de-kanteling-van-de-vereniging-nederlandse-gemeenten
  11. VNG (2010). Het gesprek. Deel II: Praktische handreiking.  http://www.vng.nl/files/vng/publicaties/2012/het_gesprek_deel_ii_praktische_handreiking
  12. VNG (2012). Het gesprek. Deel III: Een stap verder.  http://www.vng.nl/files/vng/publicaties/2012/20120309_het_gesprek_deel_3_vng.pdf
  13. Vries, J. de (1998). Ontwikkeling van autonomie als basis van heling. Onderzoek naar de betekenis van de ontmoeting tussen hulpverlener en hulpvrager in helingsprocessen van mensen met incest en andere geweldervaringen in de jeugd. Academisch proefschrift, Universiteit voor Humanistiek.
  14. Vries, J. de (2001). Voor heling is meer nodig da empathie. Humanistiek, 5, 41-49.
  15. Vries, J. de (2004). How should professionals treat victims of violence? European Journal of Social Education, 6, 33-38.
  16. Vries, J. de (2006). Geweld. Het fenomeen, het trauma en de verwerking. Utrecht, de Tijdstroom.
  17. Vries, J. de, Rijke, R. (2013). The Self in health and healing. In: Essays on the Theory and Practice of a Psychospiritual Psychology. (eds. S. Simpson, R. Evans), Institute of Psychosynthesis, 211-22.
  18. WHO-Reginal Office (1986). Ottawa Charter for Health promotion. Kopenhagen.
  19. WHO (z.j.). Health topics. http://www.who.int/topics/mental_health/en/

 

Overige gebruikte bronnen

Zorgwijzer – invoering WMO
De praktijk als gids.nl
Burgerkracht_in_de_wijk_website.pdf
Kennisdossier zingeving.pdf
http://www.socialevraagstukken.nl/site/2014/01/02/wijkaanpak-maakt-gezonder-stelt-prof-karien-stronks-amc/

 


 

Mededelingen

 

Individuele begeleiding, coachingsgesprekken of supervisie.

Vanaf 1 januari 2015 zal Rudy Rijke weer beschikbaar zijn voor individuele begeleiding, coachingsgesprekken of supervisie. Deze zullen plaatsvinden op donderdag. Wie daarin geïnteresseerd is, kan vanaf nu contact opnemen via onderstaande contactgegevens.

De gesprekken van Joke de Vries zullen in 2015 wederom plaatsvinden op vrijdag en op maandag.

 

Cursus ‘Autonomiebevordering in de praktijk’

Op 17 januari 2015 start de volgende cursus ‘autonomiebevordering in de praktijk’.

Bedoeld voor hulp- en zorgverleners in de somatische of psychosociale zorg, (psycho)therapeuten, supervisoren, trainers, leidinggevenden en andere professionals die zich aangesproken voelen door de doelstelling, opzet en werkwijze van de cursus. Deelname aan deze cursus betekent een investering in je persoonlijke en professionele ontwikkeling. De cursus is geaccrediteerd voor een aantal beroepsgroepen.

 

Vooraankondiging zomerschool 2015

Ook in 2015 zullen er weer zomerschoolcursussen zijn voor mensen die de opleiding ‘ekologische gezondheidszorg’ of andere cursussen bij ons gevolgd hebben, of die bij ons een individueel begeleidingstraject hebben gedaan.

 


 

 

[1] nuldelijn: familie, mantelzorgers en vrijwilligers, informele netwerken van de burgers (zoals verenigingen, religie) en algemeen toegankelijke voorzieningen, zoals buurthuizen, etc.
[2] eerstelijns: voorzieningen waar men gebruik van kan maken zonder verwijzing, zoals huisarts, fysiotherapeut, maatschappelijk werker.
[3] tweedelijn: voorzieningen waar men gebruik van kan met een verwijzing van de eerstelijn. Dat is gespecialiseerde zorg zoals in ziekenhuizen of GGZ.
[4] vertaling: gezondheid is een dynamische toestand van volledig lichamelijk, geestelijk, spiritueel en sociaal welzijn, en niet slechts de afwezigheid van ziekte of handicap.

 


 

Redactie nieuwsbrief: Joke de Vries en Marianne Rijke
Lay-out nieuwsbrief: Marianne Rijke
(c) 2014 De Vries en Rijke
Alle rechten voorbehouden.

Related Posts

Tags

Share This